Dziś wybieracie ostatnie słowo w niderlandzkim zdaniu / pytaniu:
- Wanneer ga je op …… tijd / vakantie?
- Kun je mij even …… doen / helpen?
- Ik zal even voor je ……. teruggaan / kijken.
- Volgens mij heb je ……. gelijk / zin.
- Of nog niet zo ….. goed / ja?
- Ik heb 2 weken verlof in maand / augustus.
- Ik hoef niet naar mijn werk / baan.
- Ik werk niet vandaag en morgen / gisteren.
- U heeft ook recht op vakantiedagen / vakantieweken.
- Kan ik een vrije dag opnemen / innemen?
I jak Wam poszło? Ciężko było? Jeśli się wachacie, piszcie w komentarzu lub na mail, a my spróbujemy Wam odpowiedzieć w sposób jasny i klarowny!
Zapraszamy Was również na nasz portal edukacyjny: www.eduset.online po dodatkową dawkę wiedzy!