Odmień prawidłowo czasownik:
1. kosten
Wat …………………. de reis?
2. zijn
Het …………….. helaas een lange reis.
3. kunnen
In heel Nederland ……………… je in de trein, bus, tram en metro reizen
4. uitchecken
Je …… altijd eerst …. .
5. kosten
Een persoonlijke OV-chipkaart …………… € 7,50.
6. sturen
Wij ………….. de bevestiging naar het volgende e-mailadres.
7. willen
……….. je iemand ophalen of uitzwaaien op het perron?
8. krijgen
Je ………………… het volledige instaptarief teruggeboekt op je OV-chipkaart.
9. kunnen
Je ……………. vanaf nu je vertrek- en/of aankomsthalte vastzetten
10. checken
…………….. je saldo via je OV-chipaccount.
11. verlopen
Wanneer je OV-chipkaart ……………….., kun je het geld dat nog op de kaart staat terugvragen.
12. gaan
Ik ………….. op reis naar het buitenland.
13. wensen
Ik …………….. u een goede reis.
14. willen
……………. u een enkele reis of een retour.
15. mogen
Wat …………… u meenemen op reis?
16. zijn
Wanneer …………….. je terug?
1. Wat kost de reis?
2. Het is helaas een lange reis.
3. In heel Nederland kan je in de trein, bus, tram en metro reizen
4. Je checkt altijd eerst uit.
5. Een persoonlijke OV-chipkaart kost € 7,50.
6. Wij sturen de bevestiging naar het volgende e-mailadres.
7. Wil je iemand ophalen of uitzwaaien op het perron?
8. Je krijgt het volledige instaptarief teruggeboekt op je OV-chipkaart.
9. Wil je iemand ophalen of uitzwaaien op het perron?
10. Check je saldo via je OV-chipaccount.
11. Wanneer je OV-chipkaart verloopt kun je het geld dat nog op de kaart staat terugvragen.
12. Ik ga op reis naar het buitenland.
13. Ik wens u een goede reis.
14. Wilt u een enkele reis of een retour.
15. Wat mag u meenemen op reis?
16. Wanneer ben je terug?