Odmień prawidłowo czasownik:
- (gaan) Jan, …………………. in huis kijken.
- (kopen) Nou, ………………… het dan niet.
- (schrijven) Ja, ………………… erover op je laptop.
- (kijken) …………….. mensen!
- (lezen) …………………de verklaring voor.
- (rijden) …………………… je weg.
- (komen) …………………… , rijd met me mee.
- (wacht) …………….. even!
- (luisteren) ………………….. naar me.
- (zeggen) Alsjeblieft, ……………… zulke dingen niet.
- (blijven) ………………… doorlopen.