vervoegen
- Ik loop naar huis.
- Hij is morgen jarig.
- Zij schrijft een e-mail.
regelmatige werkwoorden
- Hij werkte in een fabriek.
- Ze renden weg.
- Hij nam een omweg.
tegenwoordige tijd
- Hij schijnt erg aardig.
- Jij werkt hard.
- Ik werk in een fabriek.
onvoltooid verleden tijd
- Hij ging het huis binnen.
- Zij danste bij een beroemd ballet.
- Ik kwam thuis.
voltooide tijd
- Ik ben voor mijn rijbewijs geslaagd.
- Zij heeft een appel gegeten.
- Jij hebt het boek gelezen.
toekomende tijd
- Ik zal om 8 uur hier zijn.
- Wij gaan een boek kopen.
- Ik zal de rekening betalen.
gebiedende wijs
- Doe de jas aan!
- Pakt uw spoelen!
- Luister!
modale werkwoorden
- Hij kan dat niet.
- Zij wil een koekje.
- Ik kan fietsen.
scheidbaar werkwoord
- Hij nam altijd zijn laptop mee.
- Ik maak het huis schoon.
- Zij komt om 11 uur aan.
wederkerend werkwoord
- Ik vergis me in de weg.
- Je moet je schamen!
- Hij was zich meemet warm water.
onpersoonlijk werkwoorden
- Het regent.
- Het waait erg hard.
- Het is 4 uur.
lijdende voorm
- Mijn haar wordt geknipt.
- U wordt uitgenodigd.
- Zij wordt door de dokter onderzocht.
Świetne, bardzo przejrzyste. Czekam na więcej.
Dziękujemy za miłe słowa.
Mega wpis! Oby takich wiecej!
Dziękujemy. Dość długo się zastanawialiśmy czy ta forma jest ok i czy w ogóle dobrze się za to bierzemy. Jest to nasza odpowiedz na wiele maili jakie dostajemy i na pewno będą się tego typu wpisy pojawiać 🙂 Pozdrawiamy