Odmień prawidłowo czasownik:
- zijn Nu ………………. we getrouwd.
- hebben Wat …………. je gegeten?
- hebben Ik ………….. gepakt.
- hebben Ik ……………. boeken gelezen.
- zijn Gelukkig …………. ze zo gewoon gebleven.
- hebben …………. jullie gedronken?
- zijn Ze ………………. niet terug gekomen.
- hebben Ik ……………… wel eens beter gegeten.
- hebben Marcin …………….. me echt beter geholpen.
- hebben Ik ………………. goed geslapen?
- hebben Ik ………….. vier eieren gekookt.
- hebben Wie ………………. deze brief geschreven?
- zijn We ……………… er geweest.
- hebben Ik …………….. met vrienden gesproken.
- hebben …………… je je kaartje betaald?
- hebben Paula …………………. net gebeld.
- hebben ………………. u dit geschreven?
- hebben We ………….. een auto gehuurd.
- hebben …………….. u het eerder gebruikt?
- hebben ……………….. je gisteren gewerkt?
- hebben Het ……………. me veel geholpen.
- hebben ………………… je dit artikel gelezen?
1 thought on “ĆWICZENIE 12: CZASOWNIKI POSIŁKOWE 4 I”