Litera S
schelden – schold /scholden – gescholde
schenden – schond /schonden – geschonden
schenken – schonk /schonken – geschonken
scheppen – schiep /schiepen – geschapen
schieten – schoot /schoten – geschoten
schijnen – scheen /schenen – geschenen
schijten – scheet /scheten – gescheten
schrijden – schreed /schreden – geschreden
schrijven – schreef /schreven – geschreven
schrikken – schrok /schrokken – geschrokken
schuiven – schoof /schoven – geschoven
slaan – sloeg /sloegen – geslagen
slapen – sliep /sliepen – geslapen
slijten – sleet /sleten – gesleten
sluipen – sloop /slopen – geslopen
sluiten – sloot /sloten – gesloten
smelten – smolt /smolten – gesmolten
smijten – smeet /smeten – gesmeten
snijden – sneed /sneden – gesneden
snuiven – snoof /snoven – gesnoven
spijten – speet /speten – gespeten
spreken – sprak /spraken – gesproken
springen – sprong /sprongen – gesprongen
spruiten – sproot /sproten – gesproten
spuiten – spoot /spoten – gespoten
staan – stond /stonden – gestaan
steken – stak /staken – gestoken
stelen – stal /stalen – gestolen
sterven – stierf /stierven – gestorven
stijgen – steeg /stegen – gestegen
stinken – stonk /stonken – gestonken
strijden – streed /streden – gestreden
strijken – streek /streken – gestreken
stuiven – stoof /stoven – gestoven
Litera T
treden – trad /traden – getreden
treffen – trof /troffen – getroffen
trekken – trok /trokken – getrokken