Uzupełnij poniższe zdania, prawidłowo odmieniając czasownik:
1. Gooien -> ………… je me eruit?
2. Bloeien -> Tulpen ……………. snel.
3. Groeien -> Planten …………….. snel na regen.
4. Draaien -> Wij ………………. ons om.
5. Gooien -> ………………. de bal terug naar mij!
6. Groeien -> Ik ……………… er wel in.
7. Groeien -> Er ……………. onkruid in de tuin.
8. Bloeien -> Die boom ………….. in het voorjaar.
Powodzenia
TEAM LEKCJA HOLENDERSKIEGO
reklama
Tradycyjnie w komentarzu podajemy odpowiedzi:
1. Gooi je me eruit?
2. Tulpen bloeien snel.
3. Planten groeien snel na regen.
4. Wij draaien ons om.
5. Gooi de bal terug naar mij!
6. Ik groei er wel in.
7. Er groeit onkruid in de tuin.
8. Die boom bloeit in het voorjaar.