Uzupełnij poniższe zdania, prawidłowo odmieniając czasownik:
1. Vertellen -> Ik ………………… je geen geheimen.
2. Rennen -> ……………………. jij naar huis?
3. Klussen -> Mark …………………… iedere dag.
4. Putten -> Wij ………………… hier onze kracht uit.
5. Bestellen -> Patric en Juliaan……………….. een pizza.
6. Stoppen -> De boeren ………………….. met jagen.
7. Pakken -> …………………. jij die doos even aan.
8. Zakken -> Ik ……………….. voor mijn examen.
9. Beslissen -> Moeder ……………….. dat.
10. Redden -> Hij ……………………….. het wel.
11. Schudden -> Jan ………………. zijn hoofd.
12. Kennen -> …………………. jullie hem?
Powodzenia
TEAM LEKCJA HOLENDERSKIEGO
reklama
Poniżej odpowiedzi do zadania:
Ik vertel je geen geheimen.
Ren jij naar huis?
Mark klust iedere dag.
Wij putten hier onze kracht uit.
Patric en Juliaan bestellen een pizza.
De boeren stoppen met jagen.
Pak jij die doos even aan.
Ik zak voor mijn examen.
Moeder beslist dat.
Hij redt het wel.
Jan schudt zijn hoofd.
Kennen jullie hem?